Wat voor soort nar heeft het Binnenhof nu nodig?

Gert Jan Verhoog betoogde onlangs dat de politiek wel een nar zou kunnen gebruiken.

Dat deed mij denken aan een boekje dat in 1993 uitkwam, De Nar van Lubbers. Klapt uit de school. Het was geschreven door een insider, iemand die het Binnenhof goed kende – een oud-politicus? De identiteit van deze nar bleef onbekend. Het boekje kwam uit op het moment dat Lubbers leek uitgeregeerd. De no-nonsense hervormer van de jaren tachtig, de destijds langstzittende premier in de Nederlandse geschiedenis, gaf leiding aan een moeizaam opererend kabinet van CDA en PvdA. CDA-kroonprins Elco Brinkman stond klaar in de startblokken om Lubbers op te volgen – dat zou overigens niet gebeuren, want het CDA verloor 20 zetels bij de verkiezingen van 1994 en Brinkman stapte op.

In het boekje krijgt premier Lubbers op een dag bezoek van een persoon in een narrenpak met een muts met vier punten eraan – ieder punt vertegenwoordigde een van de dominante partijstromingen (CDA, VVD, PvdA, D66), hoewel die van D66 wat korter was gezien de omvang van de partij. Lubbers ijdele collega’s werden op de hak genomen door de nar, met licht instemmende lach van Lubbers. Ook ambtenaren die geen eigen beslissing durfden te nemen en daarom duurbetaalde McKinsey-adviseurs inhuurden werden bekritiseerd, evenals de toegenomen politieke drang om alles in CPB-modellen uit te drukken. Daardoor zou een fictieve cijferwerkelijkheid ontstaan. Lubbers zelf kreeg kritiek vanwege zijn wollige en verbloemende taalgebruik. Bezuinigingen op Defensie presenteren als vredesdividend? De nar dacht er het zijne van.

Ook de hypocrisie in de politiek was een terugkerend motief. Verschillende malen merkte de nar op dat bezuinigen als groeimogelijkheid werden verkocht, terwijl uitkeringsgerechtigden erop achteruitgingen en de gewone man in de straat bar weinig merkte van de voorspelde koopkrachtgroei in zijn portemonnee. Dan moest je niet verbaasd zijn dat goedbetaalde politici een reputatie van zakkenvullers kregen, zo stelde de nar smalend vast.

De achterflaptekst vatte de sfeer van het boekje misschien wel het beste samen:

Zodra politici hun mond opendoen, wordt Nederland bedolven onder een taaie stroop van Mooie Woorden en Heilige Cijfers. Altijd, altijd gaat het in de politiek uitsluitend om Hooggestemde Idealen, de Politieke Programma’s zijn er enkel en alleen ter meerdere eer en glorie van het Collectieve Welzijn, in de discussie tellen nooit de gevoelens maar de Argumenten, en het persoonlijk belang is uiteraard te allen tijde ondergeschikt aan het Landsbelang. Het klinkt zo prachtig. Maar zou het echt?

Ondertussen weten we met z’n allen allang dat politici een stel kooplui zijn die, stuk voor stuk met een zo hoog mogelijk Pavarotti-gehalte, geslepen glas voor diamanten en rotte vis voor kaviaar staan te verkopen.’

Nu, ruim dertig jaar later wordt dit ‘geestige’ sentiment over het functioneren van de politiek breed gedeeld en geuit. Politici, burgers, journalisten en tv-persoonlijkheden zijn allemaal kleine narren van de politiek geworden. We lachen ons kapot, zoals Jouke de Vries stelde in zijn bijdrage. We leven in een wantrouwendemocratie van voortdurende verwijten en aanklachten richting de politiek, zo is al verschillende malen gediagnosticeerd. Zeker, kritiek en wantrouwen horen bij de democratie, is gezond, want je kunt politici niet zomaar op hun blauwe ogen geloven. Maar het kan ook perverse vormen aannemen. Als het is gestoeld op de cynische gedachte dat publieke ambtsdragers bij voorbaat niet integer zouden zijn (nooit geweest ook), hun eigen belang altijd zouden laten prevaleren boven het algemeen belang. Dat voedt niet alleen generieke kritiek op ‘de politiek’ – die overigens wel een stootje kan hebben – maar heeft ook nadelige effecten. Dat de politiek steeds meer in zich zelf gekeerd raakt en de onderlinge verhoudingen verziekt raken. Dan kan ongezond wantrouwen het politieke vermogen ondermijnen om coalities te smeden die werken aan vindingrijke oplossingen en compromissen om problemen daadwerkelijk op te lossen.

En die zijn er op dit moment voldoende, van een overbelaste zorg tot het leger na jaren van bezuinigingen weer op orde krijgen, en van een groot tekort aan woningen tot migratieproblematiek. Met betrekking tot dit laatste werd onlangs nog opgemerkt (Marieke Stellinga, NRC 15-12-2024) hoe lang overheid en politiek al talmen – telkens om nieuwe onderzoeken blijven vragen, telkens actie uitstellen – om malafide uitzendbureaus aan te pakken die slecht betaalde arbeidsmigranten in grote getalen onder slechte omstandigheden in Nederland dumpen.  Als ze eenmaal werkloos raken, worden ze aan hun lot over gelaten – of beter aan de samenleving, met allerlei vervelende gevolgen voor de leefbaarheid van wijken. Maar stevige wetgeving om deze praktijken flink in te dammen, blijft vooralsnog uit.

De vraag of de politiek een nar nodig heeft, is een vraag naar wat voor soort nar er op dit moment gewenst is. Een nar die voortdurend, weinig origineel en net als vele anderen, wijst op de hypocrisie in de politiek, het vuile spel achter de schermen en politici als onbetrouwbare zakkenvullers afschildert? Of een originele nar die de politici vleugels geeft om de zaken vanuit een verrassend perspectief te zien en motiveert om maatschappelijke problemen aan te pakken. Waar is de werkelijk grappige nar gebleven?

Ronald Kroeze is hoogleraar en directeur van het centrum voor parlementaire geschiedenis van de Radboud Universiteit, Nijmegen.

Nieuwsarchief

Leermeesters: Lees eerst de wet goed

26 januari 2023|

We werken voor bestuurders, hoge ambtenaren en andere leidinggevenden, geven raad en voeren opdrachten uit. In ons werkzame leven komen we zo principalen tegen met ...

S&V wenst u fijne feestdagen

15 december 2022|

Beste lezer, In onze Kerstboodschap van vorig jaar openden we met een citaat van Desiderius Erasmus: “Afstand scheidt slechts de lichamen, niet de geesten”. Het ...

Mediators: wijzen in een gepolariseerde samenleving

15 december 2022|

‘Ik durf de stelling aan dat mediators wijzen zijn in een ontzuilde, gepolariseerde samenleving, waarin mensen soms evenzeer de weg kwijt zijn naar elkaar.’ Het is Judith Simon-Emaus, directeur-bestuurder van Mediatorsfederatie Nederland (MfN), die deze stelling betrekt.