Het beloofde land bestaat niet

Verkrijgbaar bij Bol.com voor een schappelijk bedrag van €13,45: De Russen komen! Schrijver Mark Traa (1968) ontleende de titel van zijn paperback aan die angstkreet uit de Koude Oorlog. Zijn boek verscheen in 2009, twintig jaar na val van de Berlijnse Muur, waarmee de Koude Oorlog toen op zijn laatste benen liep. Het lijken vervlogen tijden. Komende zaterdag, 9 november, is het inmiddels 35 jaar geleden dat de Muur viel. En de Russen zijn weer terug van weggeweest.

Na afloop van de Koude Oorlog kwam in Nederland een bescheiden stroom publicaties op gang waarin ex-communisten terugkeken op hun verleden en op hun band met de Sovjet-Unie als communistische heilstaat. Rusland deelde hierin de lakens uit en Jozef Stalin, bewierookt en vooral later verguisd (maar nu in het Rusland van Vladimir Poetin weer in ere hersteld), was van 1922 tot zijn dood in 1953 de al spoedig dictatoriale secretaris-generaal van de communistische partij van de Sovjet-Unie.

Na de Koude Oorlog zwengelde fractievoorzitter Frits Bolkestein van de VVD in 1995 een zeker debat aan door vooral (ex-)communisten van de zogeheten protestgeneratie publiekelijk ter verantwoording te roepen. Hoe keken zij, trouwens ook eerder al, terug op hun rode verleden? Welke lessen zijn daar wellicht uit te trekken voor een nieuwe Koude Oorlog, en over de verleiding van autoritaire politiek?

In het hele onderzoek behandel ik in totaal twintig spraakmakende ‘hemelbestormers’, tien van voor en tien van na de Tweede Wereldoorlog. In dit samengevatte artikel komt een deel hiervan aan het woord. Waarom kozen zij voor het communisme en hoe reflecteerden zij later op het sovjetcommunisme? Wie namen waarom ‘afscheid van Utopia’ en wie bleven waarom hun heilsleer trouw? Uit dit academische onderzoek volgen hierna ook conclusies en in het oog springende citaten.

Hieruit licht ik vooraf graag een uitspraak uit van ex-communist Meindert Fennema. Het citaat lijkt aan actualiteitswaarde niet te hebben ingeboet. Nadat Fennema afscheid nam van het communisme was deze ideologie in zijn ogen ‘de geperverteerde idee van de Verlichting’, waarvan de volgelingen meenden de geschiedenis aan hun kant te hebben. De fascistische inspiratie van de jaren dertig was volgens hem eveneens “gevoed door het gevoel dat verkiezingen, partijen en parlementen de loop der historie alleen maar frustreren. De ware volkswil komt langs die weg niet tot uiting, maar wordt door politici verkwanseld voor hun eigen belang.” Fennema noemde die gedachte “ten diepste elitair. Een zelfbenoemde elite maakt zich, uit naam van proletariaat, ras of natie tot spreekbuis van de geschiedenis. De gewone mensen zijn nog niet zo ver en zullen, goedschiks of kwaadschiks, zo ver gebracht moeten worden. Het was verleidelijk daarin te geloven: wie wil het niet graag beter weten dan anderen en is niet graag zeker van zijn historische gelijk? Zo bekeken was het wellicht meer de elitaire dan de totalitaire verleiding die zovelen aan de kant van het communisme bracht.”

Oud-CPN’er Max van Weezel leek zich hierbij aan te sluiten toen hij zich afvroeg of het überhaupt ooit “zinnig is geweest van een totaal andere maatschappij dan de bestaande te dromen”. Hij was ervan overtuigd dat het paradijs op aarde nooit zou worden verwezenlijkt: ‘Het beloofde land bestaat niet’.

Anna Verhoog

 

I. De rode lap van Bolkestein

II. De Hemelbestormers

III. Keuze voor en de reflectie op het (sovjet)communisme

IV. Afscheid van Utopia?

V. Conclusie

I. De rode lap van Bolkestein

‘Ik vind dat mensen die in Nederland het communisme hebben ondersteund – door voor De Waarheid te schrijven of lid van de CPN te zijn – onvoldoende rekenschap is gevraagd. Ik begrijp niet, dat lieden die zoiets op hun geweten hebben, weer volop aan de bak komen. Gijs Schreuders, ex-hoofdredacteur van de Waarheid, schrijft Volkskrant-columns alsof er niets is gebeurd. Ina Brouwer, die tijdens het opheffingscongres van de CPN nog aan de zijde van Marcus Bakker stond te oreren is vandaag de dag Directeur Coördinator Emancipatiebeleid op het ministerie van Sociale Zaken. Terwijl mensen die ook maar een klein beetje met de NSB te maken hebben gehad – maar verder niets hebben gedaan – hun hele verdere leven erop worden aangekeken. […] In hun strijd tegen het Russische volk werden de communistische despoten lange tijd gesteund door Westerse intellectuelen. Ik pleit er niet voor ex-CPN’ers een schrijfverbod of Berufsverbot op te leggen, maar ik vind het moeilijk verteerbaar, dat die mensen er verdomd makkelijk – tè makkelijk – van tussen zijn gekomen.’

Frits Bolkestein, destijds fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, raakte met deze uitspraak in een interview met het Nederlandse weekblad Nieuwe Revu op 27 juni 1995 een gevoelige snaar. Hij hekelde in het interview mensen die het op hun geweten hadden in Nederland het communisme actief te hebben ondersteund en die na de val van de Sovjet-Unie ‘weer volop aan de bak komen’. Toen het interview van Bolkestein met journalist Frénk van der Linden gepubliceerd werd, barstte een debat los waaraan politici, redacteuren en oud-leden van de Communistische Partij van Nederland (CPN) deelnamen.

Het debat dat Bolkestein aanzwengelde, werd slechts enkele jaren na de val in 1991 van de Sovjet-Unie gevoerd. Sommige (ex-)communisten reageerden als door een wesp gestoken. Anderen legden in de openbaarheid min of meer schoorvoetend verantwoording af, uit eigen beweging dan wel aangesproken door de liberale partijleider. Diens kritiek voelde voor de een als louterend en voor de ander als dansen op het graf van je tegenstander.

Terwijl het debat in Nederland in brede kring al snel verstomde, waren het vooral de (voormalige) communistische intellectuelen die erop reageerden. Er lijken weinig andere Nederlandse niet-communistische academici in de pen te zijn geklommen om deel te nemen aan dit debat. Academici die wel op het debat in gingen, reageerden vooral op Bolkesteins vergelijking tussen de NSB en de CPN, maar nauwelijks op zijn stelling dat Nederlandse (ex-)communisten onvoldoende rekenschap hebben gegeven van hun communistische verleden.

Maar hoe keken de Nederlandse spraakmakende (ex-)communisten die wel deelnamen aan dit debat dan terug op hun keuze voor de rode heilsleer? Wat waren hun motieven om communist te worden en dat te blijven of daar juist van af te stappen?

II. De Hemelbestormers

Dit artikel licht verschillen uit tussen de generatie oude (ex-)communisten en (ex-)communisten onder babyboomers. Beide generaties zijn met tien kopstukken vertegenwoordigd in dit onderzoek. De eerste tien (ex-)communisten behoren tot de generatie die geboren werd tussen 1907 en 1931, ook wel de ‘oude communisten’ genoemd. Het gaat om Theun de Vries, Harry Verheij, Marcus Bakker, Harry Mulisch, Ger Verrips, Ger Harmsen, André Roelofs, Roel Walraven, Wouter Gortzak en Wim Klinkenberg. De andere tien (ex-)communisten behoren tot de naoorlogse generatie, geboren tussen 1945 en 1955, ofwel de babyboomers: Anet Bleich, Erik van Ree, Max van Weezel, Gijs Schreuders, Arnold Koper, Elsbeth Etty, Constant Vecht, Koos van Zomeren, Meindert Fennema en Kees van der Pijl.

III. Keuze voor en reflectie op het (sovjet)communisme

De motivatie om communist te worden was voor de voor- en naoorlogse generatie communisten verschillend. Bijna alle besproken Nederlandse (ex-)communisten kozen voor de CPN. Voor de ‘oude communisten’, de vooroorlogse generatie, was de Duitse bezetting de belangrijkste reden om communist te worden. Zij gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog veelal in het communistisch verzet. Een aantal oude communisten was antimilitaristisch. Ook steunde deze generatie de Sovjet-Unie. Wat bovendien opvalt is dat de meesten van de in dit onderzoek betrokken oudere communisten, op één na (Theun de Vries), afkomstig waren uit Noord-Holland (voornamelijk uit van oudsher industriekernen), van wie vier uit Amsterdam.

Voor de naoorlogse generatie communisten, de babyboomers, was vooral de Vietnamoorlog reden om communist te worden. Zo had de Vietnamoorlog Van Ree in een ‘oorlogsstemming’ gebracht en had een ‘emotionele vloer van woede’ gelegd. Die woede hield hem jarenlang als maoïst op de been. Wat hem juist aantrok in het communisme was ‘niet zo zeer de utopie als wel het dood en verderf zaaien’. Kenmerkend was ook dat de babyboomers anti-establishment waren. Ze waren tegen het ‘imperialisme van Amerika’. De Tweede Wereldoorlog speelde toen al een minder grote rol dan voor de ‘oude communisten’. Wel stelden alle babyboomers zich antifascistisch op en zagen zij de Sovjet-Unie als de grote, morele overwinnaar van de Tweede Wereldoorlog. Na Sovjetinterventies in verschillende Oost-Europese satellietstaten waren de babyboomers eerder geneigd zich aan te sluiten bij het de CPN, omdat deze partij stelde zich te hebben losgemaakt van Moskou en daarom dus ‘autonoom’ was. Wat ook opvalt is dat veel babyboomers de CPN wilden hervormen: ze wilden af van de stalinistische trekken van deze partij. Ook is opvallend dat deze babyboomers in tegenstelling tot de oude communisten afkomstig waren uit alle delen van Nederland.

Maar hoe keken de (ex-)communisten dan terug op het sovjetcommunisme, zoals de persoonsverheerlijking van Stalin, de Goelag, de Geheime Rede van Chroesjtsjov, de Hongaarse Opstand en de Sovjetinterventie in Praag? Toen na zijn dood langzamerhand de misdaden onder Stalin aan het licht kwamen, distantieerde ‘oud-communist’ De Vries zich sterk van Stalin. Zo vertelde hij al in 1963 aan het opinieblad Vrij Nederland: “Ja, ik heb vier gedichten op Stalin gemaakt. Ik heb een enorme… Hij was mijn diepe desillusie.” En in 1988 zei hij over Stalin tegen de Volkskrant: “Hij bleek een moorddadige oosterse despoot te zijn, anders kan ik hem niet omschrijven”. Voor De Vries viel het ‘fiere genie’ van de sokkel. Opvallend is dat onder de oude communisten alleen Wim Klinkenberg en Roel Walraven achter de Sovjet-Unie en de Goelag bleven staan wegens het belang van de Sovjet-Unie voor de communistische beweging. Walraven wilde niet om de slachtoffers van de stalinistische terreur heen. Maar hij stelde dat deze terreur niets te maken had met het communisme: “Bij grote omwentelingen in de geschiedenis vallen nu eenmaal slachtoffers”. Klinkenberg bleef uiteindelijk als enige ook min of meer begrip tonen voor Stalin. Hij had grote bewondering voor de rol van Stalin in de Tweede Wereldoorlog, was wellicht standvastig of hardnekkig in zijn opvattingen en leek, evenals Walraven, zijn ideaal niet te willen verloochenen. Overtuigd stalinist bleef hij, trouw ook aan de Sovjet-Unie tot na de val ervan. In 1994 zei hij in een interview met De Groene Amsterdammer: “Wat was het alternatief? Het opgeven van de revolutie. Het was een drama, een ongelooflijke tragedie.” Een jaar later, in 1995, overleed hij.

Tijdens de Koude Oorlog opende de rede van Chroesjtsjov in 1956 voor een aantal oude communisten de ogen, terwijl de rest hiervan de Sovjet-Unie en het communisme aan bleef hangen. Terugkijkend leken de meeste oude communisten te beseffen dat ze door Chroesjtsjov hadden kunnen weten dat het communisme in elk geval onder Stalin ‘fout’ was. Dat besef drong pas later tot de meeste oude communisten door, want toen een paar maanden na de rede van Chroesjtsjov de Hongaarse Opstand werd neergeslagen onder leiding van de Sovjet-Unie bleven de meeste oude communisten Moskou trouw. Terugkijkend ook, na de val van het sovjetcommunisme, keurden zij deze interventie alsnog af. Omdat de CPN de Sovjetinterventie in Tsjechoslowakije in 1968 wel afkeurde, leek de vooroorlogse generatie communisten dit later aan te grijpen om te stellen: ‘We stonden aan de goede kant’.

Omdat de CPN zich van Moskou leek te distantiëren keken de babyboomers niet of nauwelijks terug op de wantoestanden onder het sovjetcommunisme toen zij zich rekenschap gaven van hun communistische verleden. Wel verafschuwden de meeste babyboomers de verheerlijking van Stalin, maar gingen zij amper in op de Goelag. Schreuders stelde terugkijkend met de wetenschap en kennis van de misdaden onder Stalin vast dat hij niet zo ‘geniaal’ bleek te zijn: ‘Fictie. Leugen. Bedrog.’ Ook de Hongaarse Opstand blijkt geen veelbesproken onderwerp onder de babyboomers. Wel werd de Sovjetinterventie in Hongarije afgekeurd, evenals die in Tsjechoslowakije. Waarschijnlijk gingen de meeste babyboomers niet in op deze componenten, omdat ze plaatsvonden toen de babyboomers nog te jong waren om ze politiek bewust mee te maken. Aangezien de meesten zich juist aansloten bij de CPN nadat de partij zich los leek te hebben gemaakt van Moskou en de wandaden onder het sovjetcommunisme zei af te keuren, zullen de babyboomers zich niet aangesproken hebben gevoeld op deze wandaden.

IV. Afscheid van Utopia?

Onderzoek toont aan dat de vooroorlogse generatie is op te delen in twee groepen: de conservatieve communisten die trouw bleven aan Moskou en de progressieve communisten die vernieuwing en democratisering voorstonden. De conservatieve communisten namen veelal geen afscheid van het communisme, sommigen wel van de Sovjet-Unie. De progressieve communisten namen uiteindelijk wel afscheid van het communisme, vooral omdat zij merkten dat de CPN niet te democratiseren was. Afscheid zou wel zwaar vallen, omdat hun daarmee een gevoel van verraad zou bekruipen jegens hun gesneuvelde kameraden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Opvallend is dat ‘oud-communisten’ Ger Harmsen, Wouter Gortzak, Ger Verrips en André Roelofs zich tegen het stalinisme binnen de CPN keerden, terwijl andere oude communisten juist vast bleven houden aan het communisme en toen min of meer ook nog aan het stalinisme.  Terwijl zes conservatieve communisten hun geloof behielden, vielen vier progressieve communisten langzamerhand van hun ‘geloof’ af. Harmsen, Gortzak, Verrips en Roelofs zegden het geloof der kameraden vaarwel en verlieten ook de CPN. De aanleiding voor deze keuze was voor ieder verschillend. Zo verliet Harmsen al in 1958 de CPN. Hij vond de stalinistische trekken van de partij onaanvaardbaar en keerde zich tegen leidersverering en verstarring van het partijleven, volgens hem het gevolg van links dogmatisme.  Door zijn afkeer van dit dogmatisme liet hij ook het geloof in de dictatuur van het proletariaat varen.

De babyboomers namen bijna allemaal afscheid van het communisme. De reden voor het afscheid van dit Utopia lag voor babyboomers vooral in het opnieuw bevestigen van de relatie tussen de CPN en Moskou in 1983. Al in 1977 hield CPN-voorman Paul de Groot na een grote verkiezingsnederlaag een toespraak, waarin hij eurocommunisten handlangers van het fascisme noemde en waarin hij Stalin verheerlijkte. Voor Anet Bleich was dit betoog de spreekwoordelijke druppel. Ze schreef dat ze heimelijk opgelucht was dat ze een moment had gevonden om met het communisme te breken. Ook Etty en Vecht hoorden het betoog verbijsterd aan. Het deed Etty bijna besluiten om zich ook uit te schrijven bij de CPN. Maar Schreuders weerhield haar hiervan door te vertellen dat door dit betoog het doek viel voor De Groot. Niet veel later werd De Groot inderdaad uit de partij gezet.

Vijf jaar later, in 1982, stapte Etty alsnog uit de CPN, ‘na ernstige twijfels over de vraag of het klimaat bij de CPN wel fris was’. ‘‘Toen men mij vroeg of ik een rapportje over een partijgenoot wilde schrijven, was de grens bereikt. Dat doe ik niet’’.’ Voor Schreuders lag de zaak net weer anders. Hij ‘ontdekte’ de ‘geboortefout van het communisme: de dictatuur’. En evenals Etty kwam Schreuders in 1982 tot de conclusie dat de CPN geen bestaansrecht meer had, voor hem nadat de partij het rode boekje introk. In de zomer van 1983 ging Ina Brouwer, die inmiddels de CPN en fractie in de Tweede Kamer leidde, naar Moskou. Voor Schreuders was het onaanvaardbaar dat zij zogenaamd de leidster zou zijn van de ‘vernieuwde CPN’. Hij kwam met haar in conflict en besloot de Tweede Kamer te verlaten. Toch schreef hij zich nog niet uit, omdat hij de generatie vóór hem niet wilde verloochenen: ‘Na mijn vertrek uit de Kamer bleef ik nog een half jaar partijlid, puur uit ontzag voor mijn oude makkers en leermeesters’

Van Zomeren geloofde niet meer in de revolutie. ‘Die revolutie van ons, louter retoriek’, haalde historicus Martin Bossenbroek Van Zomeren aan. Onschuldig was die retoriek niet: “We hadden op allerlei manieren kunnen ontsporen”, aldus de ex-communist. Het was met terugwerkende kracht “net of je ooit met een geladen pistool hebt zitten spelen”. Toch kostte het Van Zomeren veel ‘moed’ om zich in 1975 als lid uit te schrijven: “Al die illusies die je je had gemaakt, al die dingen die je had beweerd…” Max van Weezel vroeg zich in Alles moest anders af of het überhaupt ooit ‘zinnig is geweest van een totaal andere maatschappij dan de bestaande te dromen’. Hij was ervan overtuigd dat het paradijs op aarde nooit zou worden verwezenlijkt: “Het beloofde land bestaat niet”.

Voor de babyboomers was het waarschijnlijk minder moeilijk om tot het besluit te komen afscheid te nemen: zij verloren geen kameraden in het verzet tegen de Duitse bezetter en hoefden zich tegenover hen dus ook niet schuldig te voelen.

Over het algemeen hadden de (ex-)communisten geen spijt van hun communistische verleden en voelden zij zich ook niet medeverantwoordelijk voor de misdaden van de Sovjet-Unie. Wel keken de meeste oude communisten die eerst nog Stalin verheerlijkten, in de jaren negentig met afschuw terug op zijn schrikbewind. Ook de Goelag werd door de meesten van de oude communisten na de val van de Sovjet-Unie afgekeurd

Over de vraag in het debat dat Bolkestein aanzwengelde, of de (ex-)communisten medeverantwoordelijkheid droegen voor de wandaden van de Sovjet-Unie en of zij spijt hadden van hun keuze voor het communisme zwegen de meeste oude communisten. Alleen André Roelofs en Wouter Gortzak lieten zich hierover uit. Ze zeiden beiden geen spijt te hebben van hun keuze voor het communisme

De babyboomers lieten zich hier heel wat meer over uit. In hun gewetensonderzoek sparen diverse ex-communisten zichzelf niet. Ook dat spreekt uit de selectie van citaten hieronder. Terwijl Etty, Bleich en Koper geen spijt hadden van hun keuze voor het communisme, hadden Schreuders, Van Zomeren en Vecht dit wel. Ook voelden Schreuders en Van Zomeren zich medeplichtig aan de misdaden van de Sovjet-Unie. Schreuders sprak van ‘intellectuele schaamte’:

“Vervelend, al dat geroep van ‘peccavi’, dat roomse gedoe, ‘‘mea culpa, mea maxima culpa’’. Ik ben geen middeleeuwse monnik; maar wie de zonde doet, wordt de slaaf van de zonde en wie verslaafd is, moet afkicken”. Schreuders voelde zich “toch iedere keer medeverantwoordelijk”, ook voor de misdaden van het sovjetcommunisme. Want: “Over miljoenen lijken zijn ze gegaan, zijn wij gegaan, ben IK gegaan. Nee dat was Stalin, nee dat was Aziatisch despotendom, nee, dat was imperiale Russische machtspolitiek, nee dat was voor mijn tijd. Allemaal uitvluchten! Het was – ook – het communisme. Iedere communist kon dat weten, moest het weten en wist het. Ik heb het altijd geweten.”

Koos van Zomeren vond dat hij in potentie schuldig was en noemde dat de ‘lastigste schuld die er bestaat’, want: “je kunt niet boeten voor kwaad dat je had kúnnen aanrichten. En dat is het hele dilemma van de partij-in-terugblik: het potentiële kwaad. Verder waren we een oprecht en naïef stelletje wereldverbeteraars.”

V. Conclusie

Weliswaar is er historiografie te vinden waarin ook enkele Nederlandse (ex-)communisten worden aangehaald, zoals in Bossenbroek’s Fout in de Koude Oorlog, maar dit en andere boeken gaan echter alleen zijdelings in op deze (ex-)communisten. Voor zover bekend is wat in dit academische onderzoek naar voren komt niet eerder in deze breedte uitgewerkt. Twintig spraakmakende (ex-)communisten, in aantal gelijk verdeeld over beide behandelde generaties, lichten hierin toe waarom zij voor het communisme kozen, al dan niet communist bleven en hoe zij terugkijken op hun communistische verleden. Het onderzoek biedt hierdoor niet alleen een onderbouwing voor de eerdergenoemde indeling in generaties maar kan zo ook de vinger leggen op generalisaties. Bolkestein veronderstelde een gebrek aan rekenschap door met name intellectuelen in Nederland over hun communistische verleden en over hun steun aan het totalitaire regime van de Sovjet-Unie. Met zijn publieke aanklacht droeg hij niet alleen bij aan het debat hierover maar ook aan een gekleurde, deels onjuiste beeldvorming over dit vermeende gebrek aan verantwoording.

Het onderzoek brengt enkele onvolkomenheden aan het licht in de kritiek van Bolkestein. Zo sprak hij deels ten onrechte de (ex-)communisten van de generatie babyboomers aan op wandaden door de Sovjet-Unie. Juist de in dit onderzoek besproken spraakmakende (ex-)communisten van deze generatie stelden zich veelal terughoudend op tegenover Moskou, hielden er afstand van of namen dat later. In zijn kritiek gaf Bolkestein geen blijk van koersvastheid: eerst richtte hij zijn pijlen op (ex-)communisten van de generatie babyboomers en ontzag hij oude communisten omdat zij tijdens de Tweede Wereldoorlog in het verzet hadden gezeten en op leeftijd waren. Maar tijdens een debat in Paradiso op 12 januari 1998 viel hij ook oude communisten aan.

In tegenstelling tot Bolkesteins verwijt gaven eerder al meer dan enkele (ex-)communisten rekenschap. Zij deden dit veelal uit eigen beweging. Bolkestein beschuldigde in 1995 in zijn interview met de Nieuwe Revu met name Gijs Schreuders ervan geen verantwoording te hebben afgelegd, terwijl juist hij al in 1992 uitvoerig rekenschap gaf in zijn boek De man die faalde.

Ook (ex-)communisten Koos van Zomeren en Constant Vecht, evenals de veertien schrijvers van de bundel Alles moest anders gaven zich al vóór dit interview van Bolkestein rekenschap. In 1998 beweerde Bolkestein, opnieuw ten onrechte, dat Harry Verheij zich evenmin rekenschap gaf, terwijl deze dat in 1995 al deed in een radioprogramma, vlak na het interview van Bolkestein in de Nieuwe Revu. Op zichzelf genomen zijn dit geen nieuwe feiten, maar die domineerden de beeldvorming niet over het debat dat Bolkestein met zijn kritiek losmaakte. En ook hiervan biedt dit onderzoek een overzicht.

Het lijkt erop dat Bolkestein zich niet goed genoeg had ingelezen voordat hij in de media ten strijde trok. Zijn aanval was in elk geval niet steeds nauwkeurig gericht op de juiste doelgroep en de juiste persoon, en hierdoor niet zorgvuldig genoeg. Zo generaliseerde hij in zijn beschuldiging dat (ex-)communisten in gebreke bleven bij het afleggen van verantwoording.

Blijft de vraag of en in hoeverre sympathisanten van het sovjetcommunisme, die zich hiervoor in woord en/of daad beijverden, daarmee steun verleenden en zo ook medeplichtig waren aan de dreigende overheersing door de Sovjet-Unie van West-Europa, en dus ook van Nederland. Was hun steun voor het sovjetcommunisme een vrijblijvende, onschuldige aangelegenheid waarvan zij ook weer afscheid konden nemen zonder daarvoor enige aansprakelijkheid te aanvaarden of droegen zij hiermee een zekere verantwoordelijkheid?

Anna Verhoog is medewerker van S&V en heeft een MA in koloniale, globale en maritieme geschiedenis.

***

Geraadpleegde bronnen

Bekkers, P., ‘Theun de Vries’, de Volkskrant (25-04-1997). https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/theun-de-vries~b384762c/

Bossenbroek, M., Fout in de Koude Oorlog. Nederland in tweestrijd, 1945-1989 (Amsterdam: Prometheus 2016).

Damen, P., ‘Ik heb altijd aan de goede kant gestaan’, De Groene Amsterdammer (1994). https://www.groene.nl/artikel/ik-heb-altijd-aan-de-goede-kant-gestaan

Harmsen, G.J., Herfsttijloos (Colchicum autumnale). Een levensverhaal (Nijmegen: SUN 1993).

Koper, A., C. Vecht en M. van Weezel, Alles moest anders. Het onvervuld verlangen van een linkse generatie (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar 1991).

‘Lastige Etty heeft moeite met autoriteit’, Reformatorisch Dagblad (17-11-2004). https://www.rd.nl/vandaag/binnenland/i-lastige-etty-heeft-moeite-met-autoriteit-1.15735

Linden, F. van der, ‘Ik was het liefst Napoleon geweest’, Nieuwe Revu (1995) 16-21.

Schreuders, G.H., De man die faalde (Amsterdam: Singel Uitgevers 1992).

Traa, M., De Russen komen! Nederland in de koude oorlog (Amsterdam: Singel Uitgeverijen 2009).

Tromp, J., ‘De lange mars naar het reformisme’, de Volkskrant (13-07-1996). https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-lange-mars-naar-het-reformisme~b2600c67/

Vecht, C., Huis aan de Amstel. Een kroniek (Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar 1993).

Verrips, G.J., ‘Bolkestein contra ex-communisten. Geen volwassen debat’, S&D 7/8, 340-345.

Idem, Dwars, duivels en dromend. Een geschiedenis van de CPN, 1938-1991 (Amsterdam: Uitgeverij Balans 1995).

Zomeren, P.J. van, Een jaar in scherven (Amsterdam: Singel Uitgevers 1988).

Nieuwsarchief

AI kan veel, maar is nog verre van mens

18 december 2024|

Mopperend werkte ik me door de Engelse vertaling van een recente schrijfklus heen. Eigennamen verkeerd vertaald, soms schijnbaar dingen niet begrepen, een enkele keer Louis ...

De nieuwe powervrouw van Brussel

18 december 2024|

Ursula von der Leyen, nu voor de tweede maal voorzitter van de Europese Commissie, staat bekend als keiharde tante en wordt door velen beschreven als ...

Het beloofde land bestaat niet

6 november 2024|

Verkrijgbaar bij Bol.com voor een schappelijk bedrag van €13,45: De Russen komen! Schrijver Mark Traa (1968) ontleende de titel van zijn paperback aan die angstkreet ...

Leermeesters: Mens blijven

6 november 2024|

Goede leermeesters geven hun vakmanschap graag door en halen met aandacht, geduld en coaching het beste uit hun leerling. Dit kan impliceren dat iemand ervoor ...